2016년 4월 28일 목요일

Multatuli 8

Multatuli 8



Hoe het zij, ik vind goed dat Jan naar Van Hasselt gaat. Doch dit
staat vast, als Van Hasselt of Van Lennep niet willen of kunnen
bewerken, dat aan mijn dubbel verlangen koninklijk wordt voldaan,
dan zal het gedrukt worden, en als ik daartoe geen geld heb, dan zal
ik het afschrijven en rondzenden in manuscript. Doch in Frankrijk
zal ik de vertaling wel gedrukt kunnen krijgen, en in Duitschland ook."
 
Den 20sten November daaraanvolgende kende Dekker het oordeel van
Van Lennep over zijn werk, aan wien Van Hasselt het had gegeven. Hij
schrijft op dien datum:
 
"Maar nu ben ik in grooten tweestrijd wat ik doen moet. Jan namelijk
zendt mij f50, en stelt voor het boek aan Rochussen (den toenmaligen
minister van koloniën, opdat die de uitgave nog zou kunnen voorkomen)
te vertoonen. Van Lennep zegt: ik moet zoo dwaas niet zijn het voor
niet aan een boekverkooper te geven. Hij maakt zich sterk een prijs
te bedingen. Nu moet ik kiezen tusschen schrijven in Holland of eene
betrekking in Indië.
 
Zooals de zaken nu staan houd ik het er voor dat ik slaag in wat ik
ook kies.
 
Maar ik ben in vreeselijken tweestrijd.
 
Jan vraagt antwoord met ommegaande en ik kàn van avond niet
antwoorden. Ik wilde u zoo gaarne spreken. De schulden jagen mij naar
Indië, de kinderen houden mij in Europa. Je begrijpt de spanning.
 
Ik heb nagedacht. Ik hel over naar Rochussen, doch conditiën:
 
1 Resident op Java. Speciaal Passaroeang om mijn schulden te betalen.
 
2 Herstel van diensttijd, voor 't pensioen.
 
3 Een ruim voorschot.
 
4 Ned. Leeuw.
 
Doch ik zal deze conditiën niet zeggen, eerst wil ik zien wat hij
biedt."
 
Den 22sten November ontving Dekker twee honderd gulden van zijn
broêr, om zijn schuld bij den Brusselschen waard af te doen en naar
Amsterdam te reizen. Den 23sten vertrok hij en kwam dienzelfden dag
te Amsterdam aan.
 
Tot zoover de opeenvolging der feiten, die wij thans hebben nagegaan
tot het punt, waar het eerste deel der Brieven en de eerste faze
van Dekker's lijdensgeschiedenis eindigt. Want, al hebben wij
er niet telkens en telkens de aandacht op gevestigd, daar uit de
feiten zelf genoeg het lijden bleek, dat er in gelegen was voor hem,
wiens geschiedenis zij uitmaken, en daar het ons er hier vooral om te
doen was, helder te doen blijken, welken indruk de vijandig gezinde
familieleden en kennissen, die ver af woonden en natuurlijk alleen
oordeelden naar den uiterlijken schijn der dingen, ontvingen; want,
herhalen wij, geleden heeft Dekker in deze jaren waarschijnlijk
meer, dan wie ook, die niet uit eigen ondervinding weet hoe hevig
het doorleven van zulke toestanden menschen van Dekker's geëxalteerd
temperament aandoen, zoude kunnen beseffen.
 
Want behalve door het, niemand buiten hem en hem zelf ternauwernood
toen nog bekende, letterkundig talent, onderscheidde Dekker's persoon
in de woeste levensperiode, welke wij hem hebben zien doorloopen, zich
ook nog hierdoor van gewone avonturiers, dat, terwijl deze lieden zich
juist plegen te kenmerken door de grijnslachende onverschilligheid,
waarmede zij alle tegenspoeden doorleven, mits die hun maar geen
onmiddellijke physieke pijn of ongemakken veroorzaken,--Dekker's
buitengewoon zenuwgestel door dat onregelmatig en koortsachtig leven
ten eenenmale werd van streek gebracht.
 
Maar,--en zoo keeren wij tot ons uitgangspunt terug--de feiten blijven
de feiten, en niemand, vermoeden wij, die er zich verwonderd over zal
betoonen, dat "de menschen" niet veel goeds, maar alles slechts in
Dekker's gedragingen vonden, van het oogenblik af dat hij zijn vrouw
alleen in Indië achterliet tot dat waarop zij te Brummen vertoefde
en hij in Brussel geheel aan lagerwal was geraakt.
 
Twee zaken waren er,--dus zullen sommigen oordeelen,--waardoor
Dekker zich dan toch gunstig van gewone avonturiers onderscheidde en
die in het oog moesten springen; te weten: zijn beminnelijkheid en
edelmoedigheid, èn zijn hoogere geestesaanleg, die wel in de verste
verte niet de allerbuitengewoonste hoogte kon doen vermoeden, waarop
zijn talent later zou schitteren, maar waaruit toch bleek, dat hij,
in den gewonen zin des woords, een begaafd man was. En deze twee
zaken,--dus zal men konkludeeren--zouden het oordeel en de houding
der familie hebben moeten wijzigen.
 
Wij zullen repliceeren met eene verwijzing naar hetgeen wij omtrent
publieke vrouwen in 't algemeen in 't midden hebben gebracht. Evenals
publieke vrouwen meestal enkele zeer goede eigenschappen hebben, zijn
de meeste avonturiers daarvan ook niet verstoken, en de eigenaardigheid
van hun bestaan, het voortdurend leven op plaatsen van openbaar
vermaak, het dagelijks den heelen dag luieren in koffiehuizen,
speelzalen en diergelijke, het voortdurend in aanraking zijn met
gezelschappen van menschen van allerlei slag, ontwikkelt de deugden
in hen, die men de eigenaardige deugden van den Gesellschafter
noemen kan: de beminnelijkheid en daaraan verwante goedhartigheid en
edelmoedigheid. Avonturiers b.v. zijn in 't algemeen veel goedhartiger
en edelmoediger dan parvenu's, die zich met verwaande deftigheid
van armen en on gelukkigen afkeeren, dan vele gezeten burgers,
wier deugden eerder in spaarzaamheid, zedelijkheid, zindelijkheid en
stiptheid in handel en wandel bestaan. Avonturiers: drinkers, spelers,
hoereerders, gewoon hun leven te verdeelen of liever verdeeld te zien
in tijdperken van weelde en losbandigheid, en van armoede en gebrek,
tot gewoonte hebbend hun zóo-gewonnen geld dadelijk te verkwisten,
vinden het gooien met groote sommen iets zoo natuurlijks, dat zij
ook in hun aalmoezen-geven buitensporig zijn en zij even graag
een tientje in de hand eens armen doen glijden, als meer bezadigde
menschen daarin een kwartje zouden deponeeren. Dus de edelmoedigheid
in dezen zin maakte Dekker niet tot een uitzondering onder de lieden,
waarmede zijn verwanten hem gelijk stelden.
 
En wat de begaafdheid, het vernuftige, aangaat, ook hierin hebben vele
chevaliers d'industrie het tamelijk ver gebracht. Niet alleen heeft
het avontuurlijke leven, het leven van reizen en trekken, van hotels,
koffiehuizen en kroegen, van spoorweg-coupé's, stoombootdekken en
kajuiten, van stadstrammen en dorpsdiligences, het leven in gewesten
van allerlei klimaat en aspekt, het omgaan met menschen van allerlei
ras, stand en karakter, eene dagelijks gevoed wordende ongewone
vatbaarheid voor indrukken in hen doen ontstaan, en een vernuftig
gemak van beweging en konversatie, waardoor eenvoudige lieden worden
overbluft en meer ontwikkelde aangenaam beziggehouden; maar het is of
hun vernuft zich,--daar zij toch allen een vaag besef hebben van de
groote lakune, het gemis aan degelijkheid, in hun leven--bij uitstek
gescherpt heeft op het punt, dat het recht-praten van hun eigen kromme
leven betreft.
 
Er bestaat bijna geen min of meer toonbaar avonturier, die u, in
oogenblikken van gemoedelijkheid als zijne stem week wordt en zelfs
zijn oog vochtig, niet fraai en breedvoerig weet uit te leggen, òf dat
hij het slachtoffer is der vervolgingen van het noodlot, dat hij heel
anders terecht had kunnen komen indien alles hem maar niet zoo ware
tegengeloopen, en dat hij zich, door losbandig en onwaardig te leven,
nu wreekt op de meêdoogenloosheid van het leven jegens hem; òf hij
neemt de tegenovergestelde houding aan, en overreedt u, in een kunstig
samengesteld pleidooi, opgeluisterd door geschiedkundige voorbeelden
en spitsvondige redeneeringen, dat zijn manier van leven de slimste,
de beste, de prettigste is. Zij die arbeiden en een goed geregeld
maatschappelijk leven leiden, nu ja, dat zijn de sukkels, de domooren,
hij en de zijnen begrijpen het leven eerst op de goede manier. Wat de
geregelde lieden in een jaar tijds van hoofdbrekens en moeilijk werk
winnen,--wèl, dat wint hij in éen avond aan een speeltafel. Overigens,
leven de meeste aanzienlijken, de hoogst-aanzienlijken, zij die niets
behòeven te doen om den broode, niet even als hij, met alleen een
verschil in de onderdeelen, een verschil van minder of meer; bestaat
niet het leven van vele vorsten en prinsen uit een aaneenschakeling
van vermaken, van reizen en feestvieren, van dansen en jagen en eten
en drinken?... Zoo zijn de redeneeringen dezer menschen.
 
Vele avonturiers buitendien maken een aardig gezelschapsvers, zitten
vol woordspelingen en behendige replieken.
 
Dus, konkludeeren wij, noch de beminnelijkheid, noch wat men in den
gewonen zin vernuftigheid noemt, kon ten opzichte van Dekker de oogen
der menschen openen en hen in hem iets anders dan een niet van het
type afwijkend avonturier doen zien.
 
Er kwam nog bij,--wat in dit geval een buitengewoon gewicht in de
schaal legde, daar Dekkers verwanten van zijn vrouws kant tot de
zeer vrome geloovigen behoorden,--dat hij in hunne schatting een
brutaal godloochenaar was. Hij vereenigde dus in zich ongeveer alle
eigenschappen, die hem in hunne oogen tot het afschuwelijkste individu
moesten maken, dat men zich denken kan. Hij was hun tegenvoeter, in
alles; en omdat hij tot hunne familie behoorde en zij dus beducht
waren dat zijn leelijke reputatie ook hunnen naam zou smetten,
groeide hun afkeer tot haat.
 
Doch wij willen dat alles slechts beschouwen als een vraagstuk
ondergeschikt aan dat andere, dat de geheele verhouding van Dekker
tegenover "de menschen" beheerschte, dat de kern vormt van het groote
misverstand van zijn leven, met de behandeling waarvan wij te gelijk in
het tweede deel der Brieven en in de tweede faze van zijn leven komen.
 
Wij willen namelijk beweren, dat,--een waarheid die trouwens
duidelijk blijkt uit de houding der familie ná het verschijnen van
Max Havelaar en den door den schrijver verworven naam,--al ware de
familie van den beginne af aan op de hoogte geweest van Dekker's
buitengewone schrijversgaven (iets, dat niets te maken heeft met het
soort vernuftigheid, waarvan wij boven spraken)--zij toch zich niet
wezenlijk anders jegens hem zou gedragen hebben dan zij nu deed. Zij
zou hem dan misschien wel niet matroos of hofmeester op een schip
willen maken, maar toch zou zij zich geheel van hem vervreemd hebben
en God gebeden hem nooit te mogen ontmoeten.
 
Voor wij nu verder gaan om deze bewering te staven en toe te lichten,
willen wij den geestestoestand van Dekker zelven beschouwen, zooals
die geworden was in deze jaren van wild leven buiten de Hollandsche
maatschappij, om daardoor des te duidelijker te doen uitkomen het
schrille kontrast tusschen hem aan den eenen en die maatschappij
aan den anderen kant, dat de oorzaak werd der mislukking van zijn
leven. Want zijn leve

댓글 없음: