2016년 4월 28일 목요일

Multatuli 5

Multatuli 5



Gegeven--dus hooren wij de menschen, zoo de derde der genoemde
beschouwingen de hunne was, redeneeren--gegeven aan den eenen kant,
dat de bevolking van Lebak verkeerd werd behandeld, zoowel tot haar
ongeluk als tot nadeel van Nederland, dat de assistent-resident
dat merkt, dat hij die verkeerde behandeling tracht tegen te gaan,
en over dat trachten berispt wordt van hooger hand in plaats van
aangemoedigd; gegeven aan den anderen kant, dat hij het tegengaan
der verkeerde behandeling, als zijnde plicht, zijn hoogste levenswet
acht, dat hij dus om zijn eenen plicht te volbrengen, zijn anderen
plicht--het gehoorzamen aan zijn meerderen,--zoude moeten verzaken,
dan blijft hem, ook volgens de strengste kasuïstische redeneering,
nog een vierde weg open, behalve de derde (het ontslagnemen), nog
een vierde weg om uit dit dilemma te geraken, de weg dien niet alleen
bijna alle menschen in het gewone leven bewandelen, maar die ook door
buitengewone, dweepzieke personen in zeer bijzondere gevallen, dikwijls
wordt ingeslagen: de weg van het schipperen, van het geven-en-nemen.
 
Want--en hierop komt het aan ter waardeering van Dekker's daad,
en hierom kunnen wij de menschen, die zoo oordeelen, niet geheel
ongelijk geven, en in verband hiermede gelooven ook wij dat de
trotschheid wel deugdelijk in het spel is geweest en het zijne er toe
bijdroeg om hier het woord plicht zoo eigenaardig te interpreteeren
(en wij kunnen dit des te eerder doen, daar trotschheid in iemand die
later blijkt zoo eene schoone ziel te hebben, niet afkeurenswaardig,
of althans, naast de groote gewrochte dingen, de moeite der afkeuring
niet waard is),--want, zeggen we, we hebben hier niet te doen met zulk
een lijnrecht afgebakende vraag van plicht of geen plicht, van deugd of
zonde, als waarop, bij voorbeeld, in tijden van godsdienstvervolging,
de Roomsche of de Calvinistische geloovigen te beslissen hadden en
waaraan zich die van dood of leven onmiddellijk verbond.
 
De Roomschen, die wij als voorbeeld nemen, moesten hun geloof afzweren
door het plechtig zeggen van eenige woorden; het uitspreken dier
formule was, dus leerde de Paus: de zonde, het volstrekt zondige; de
Calvinisten moesten hun geloof afzweren, het uitspreken der formule
was, dus leerde Calvijn: het volstrekt zondige. Er was hier dus, even
als bij alle bekentenissen op de pijnbank, een nauwkeurig afgeperkte
daad te verrichten of na te laten. Hem, die het deed, wachtte, na
een leven van wroeging, de eeuwige verdoemenis; hem, die het naliet,
wachtte, onmiddellijk, de eeuwige gelukzaligheid. De geheele zaak, de
daad en het doel, bepaalde zich dus tot het uitspreken of verzwijgen
van eenige woorden.
 
In Dekker's geval was dat anders. Hij had geen bepaalde daad te
verrichten, die de stem van het geweten verbood. Hij had zijn gedrag
alleen een weinig te wijzigen, om niet alleen zijn vrouw en kinderen
zoo gelukkig te doen blijven als zij waren, maar om tevens,--wat voor
hem dan de hoofdzaak zoude geweest zijn--zijn zaak beter te dienen,
zijn doel beter te bereiken, dat, door het nemen van zijn ontslag,
geheel voor hem verloren ging. Want hij was toen nog niet van plan
de zaak van Indië door openbare geschriften te bepleiten, en, ware
hij op zijn post gebleven, dan zoude hij, wat hij toch onmiddellijk
voorzien kon, de belangen van Nederlanders en Inlanders niet alleen
hebben kunnen blijven bevorderen, maar tevens zou hij, ware de gedachte
ook in dat geval bij hem opgekomen, door boeken en artikelen, aan de
bevordering dier belangen eene meer algemeene uitgebreidheid hebben
kunnen geven.
 
Het geval van Multatuli is het best te vergelijken met het geval van
een menschlievend schoolmeester. Veronderstelt dat een onderwijzer
op een armenschool, behalve dat hij de wettelijke voorschriften
ten opzichte der kinderen volbrengt, dien kinderen tevens voedsel
verstrekt voor zijn eigen rekening, hiervoor een gedeelte van zijn
traktement gebruikende. Veronderstelt voorts, dat een lid der bevoegde
autoriteit, het gemeentebestuur of de schoolcommissie, den onderwijzer
aanschrijft daarmede niet voort te gaan door eene, het doet er niet
toe welke, administratieve konsideratie hiertoe gebracht. Moet nu
die onderwijzer, van meening zijnde, dat de kinderen van Staatswege
zouden moeten worden gevoed, en dat hij in elk geval geheel vrij moest
gelaten worden om ze voor zijne rekening te voeden, van meening zijnde,
dat de plicht der menschlievendheid hem die voeding gebiedt,--moet nu
die onderwijzer zijn ontslag nemen en zeggen: anders dienen dan ik
thans dien kan ik niet, zoo doende zijn traktement verliezend, zijn
familie ongelukkig makende, en de kinderen aan de behandelingen van
zijn opvolger blootstellend, die jegens hen wellicht een veel minder
zacht gedrag in praktijk zal brengen dan in het onthouden der niet
voorgeschreven voeding bestaat? Of moet hij op zijn post blijven en
langs een anderen, minder met de inzichten der autoriteiten strijdenden
weg, het harde leven voor de kinderen wat zoeken te verzachten?
 
 
 
Wij wenschen met deze overwegingen te betoogen de redelijkheid van het
oordeel der maatschappij over Multatuli's daad. En daar wij gaarne
het gebeuren van zooveel mogelijk heldenmoedige daden aannemen, om
het genot te kunnen hebben die te bewonderen, willen wij gelooven, wat
niet absoluut zeker is, want hij was zeer opgewonden--dat Multatuli,
op het oogenblik zijner ontslagneming, wist, dat hij zich daardoor
in het ongeluk stortte. Wij erkennen, dat zijn daad dán heldenmoedig
was, maar wij betoogen daarbij, dat die heldenmoedige daad, evenals
die van Van Speyk, voortkwam uit trots, en geenszins uit plichtsbesef
of menschenliefde.
 
"De menschen", en natuurlijk zijn familieleden in de eerste plaats,
waren dus--wij herhalen: ook om dat niets nog deed vermoeden dat in den
naar hunne meening dwazen Douwes Dekker de later te ontluiken auteur
Multatuli school--ten hoogste ontstemd tegen den man, die, na eerst
eenigen tijd te Batavia te hebben vertoefd, nu, in het voorjaar van
1857, per landmail over Singapore, Ceylon, Suez, Kaïro en Marseille,
naar Europa kwam om ... ja, waarom eigenlijk, waarom anders dan om
als een avonturier rond te zwerven en hun allerwaarschijnlijkst per
slot van rekening nog tot overlast te worden, terwijl hij zijn in
gezegende-omstandigheden verkeerende vrouw en zijn zoontje te Rembang,
op het goed van zijn broeder Jan, had achtergelaten.
 
Het gedrag van Dekker, van zijne aankomst te Marseille af tot zijn
verblijf in Brussel, waar hij een paar jaar later den Max Havelaar
schreef, toe, was in alle opzichten dat van een losbandig levend
avonturier, en niemand, die niet in zijne ziel kon lezen, dus
letterlijk niemand, kon hem bij mogelijkheid voor iets anders houden.
 
In plaats van naar zijne familie te reizen, eene betrekking te
zoeken, desnoods, in afwachting van beter, winkelbediende te worden
(wat ook de familie voor iemand, waarvan zij--wij kunnen dit niet
genoeg herhalen--hoegenaamd niet wist dat er een kunstenaar in stak,
beter zou gevonden hebben dan het leven dat hij verkoos te leiden)
begon hij door Europa te zwerven en schijnt ook nogal eens--men houde
ons de details ten goede, die uit de Brieven zijn geput en waarvan
de vermelding noodzakelijk is om een juist en volledig beeld van den
toestand te krijgen--publieke-huizen bezocht te hebben. Althans uit
een bordeel "kocht" hij in dien tijd, zekere Eugenie "los", een vrouw,
die,--naar de naïeve mededeelingen van de uitgeefster der Brieven,
dl. I, blz. 43--"noch zeer jong, noch zeer schoon, maar fatsoenlijk in
voorkomen en manieren," buitendien "eenvoudig, bescheiden en zacht"
was, terwijl Dekker haar "lief" en Eugenie zelf het "een ramp" vond,
dat zij in dat huis "gebonden" was.
 
Met deze vrouw reisde Dekker, in den zomer van 1857 (terwijl zijne
vrouw steeds in Indië bij zijn broeder logeerde) tot Straatsburg,
waar zij scheidden, hij, om verder Duitschland in te reizen, zij om in
Fransch land te blijven, waar zij meende, "als française, meer kans
te hebben om een eerbaar middel van bestaan te vinden". Om haar het
bereiken van dit doel gemakkelijk te maken, gaf Dekker haar geld. De
uitgeefster der Brieven gist, in verband met zijn gewone royaliteit,
een "vrij aanzienlijke som" (van het geld, dat waarschijnlijk zijn
broeder Jan hem had voorgeschoten om in Europa een positie te zoeken).
 
Nu was Dekker's geld-voorraad zeer verminderd en, tweede stadium der
reis door Europa, een tamelijk natuurlijk gevolg van het eerste,
hij reisde naar Homburg, om daar aan de speelbank zijn fortuin te
beproeven. De uitgeefster der Brieven zegt er van:
 
"Multatuli heeft zijn millioenen-studien geschreven, en noemt daarin
de kansrekening zijn lievelingsstudie. Wie dat boek lazen weten dat dit
zoo was. (Ongetwijfeld, als het er in staat.) Hoe juichend begroet hij
daarin de "simple chance" en de "logos, vol van waarachtigheid." Er was
verband tusschen de kansrekening, zijn millioenen-studien, zijn hooge
droomen vol ongemeten eerzucht, zijn "rekenen en mijmeren" waarvan
hij zoo dikwijls sprak, en zijn verder reizen naar Duitschland,
naar Homburg. Ook het oogenblik drong hem. Nog in het bezit van
een weinig geld, maar zonder uitzicht op verdere inkomsten, zag
hij het afzichtelijke fantoom "geldgebrek" dreigend naderen... Nog
had hij genoeg, nog was het tijd om een kans te wagen, en wie weet,
als nu... In 't kort, hij ging naar de speelbank! Maar hij verloor
daar wat hij had, zoo zelfs, dat hij een of twee dagen later zijn
logementsrekening niet kon voldoen. De hôtelhouder maakte het hem
lastig, en door nood gedreven telegrafeerde hij naar Straatsburg,
evenwel vreezende dat Eugenie van daar vertrokken zou zijn, of althans
dat zij haar geld besteed had. Maar neen. Den ochtend na zijn telegram
stond zij voor hem. Zij had nog geen uitgaven van belang gedaan, en
bracht hem nagenoeg al het geld dat hij haar gegeven had, terug. Met
ingenomenheid kon hij in later jaren vertellen, hoe fier zij den
lastigen logementhouder haar bankjes had toegeworpen met een kort:
"payez-vous!""
 
Nu willen wij niet in eene te uitvoerige appreciatie van deze
lotgevallen en handelingen treden. Zoo als zij hier vermeld staan
vernemen de lezers ze op minstens even partijdige wijze voorgesteld,
als de interpretatie dezer zaken door Dekkers familie partijdig
was in tegenovergestelden zin. Het is alleen eene zeer beminnelijke
vooringenomenheid die in al dit gedoe iets anders kan zien dan de lang
niet buitengewone of fijne gebeurtenissen, die een Welt-Umbummler, een
Globetrotter, een kosmopolitisch avonturier, zoo al kunnen overkomen.
 
Wij, hedendaagsche lezers, wij de bewonderaars van Multatuli's werken,
wij die in Multatuli den man van prachtigen artistieken aanleg, van
grooten hartstocht en ongemeen talent eeren, wij vinden het thans,--al
naar mate wij alleen nieuwsgierig, of fatsoenlijk maatschappelijk,
of zelf eenigszins meer artiestachtig gestemd zijn,--belangrijk,
betreurenswaardig of aardig, dat een gedeelte der biografie van onzen
grooten schrijver aldus gekleurd is, wij vinden deze dingen interessant
om dat zij plaats hadden met den man, die later de schrijver Multatuli
werd, even zoo als wij er ons voor zouden interesseeren of hij
's ochtends bij zijn boterham een gekookt of wel een gebakken ei
pleegde te nuttigen; maar wij kunnen die avonturen op zich zelf niet
belangrijk v

댓글 없음: