2015년 9월 23일 수요일

Willem Roda 50

Willem Roda 50



"'t Spijt me voor jou, Dilly! dat is toevallig jouw kudde."
 
Ik dacht, dat ik door den grond zou zinken, mijnheer! Ik stoof op,
vloekte, dreigde, bad en smeekte, maar het hielp me niets. Geld om te
procedeeren heb ik niet. Ik moet geduldig wachten tot mijn armzalig
overschot geschoren is; dan zal ik de wol en de schapen zien te
verkoopen, maar dan blijf ik ook geen dag langer op de run en dan
mag hij zien, hoe hij zich redt. Ik heb uw woord gevraagd, mijnheer,
en ook 't jouwe, Willem, omdat ik den fielt in staat reken, ook nog
de wol van mijn schapen te verruilen, als hij verneemt, dat ik iets
verteld heb. Wanneer ik mijn geld heb, kunt u doen, wat u wilt, en hoe
verder u het rondbazuint, hoe liever het mij is. Tot zoolang echter
heb ik uw woord. Ik heb u slechts willen waarschuwen voor den strik,
dien Mr. Walebone u mogelijk spant."
 
"Ik dank je Dilly; je mededeeling is voor mij en William van meer
belang dan je vermoedt. Nu verg ik ook van jou een belofte van
stilzwijgen."
 
"Mijn hand en mijn woord!"
 
"Wat je toekomt, zal je tot den laatsten cent worden uitbetaald!"
 
"Wat belieft u?" riep Dilly, die groote oogen opzette.
 
"Mr. Walebone heeft hier niets te zeggen. In geen geval veertig duizend
schapen voor zijn rekening te houden, en allerminst buiten voorkennis
van den directeur geld van leerlingen in de zaak te steken. Hij is
slechts bestuurder, geen squatter!"
 
"Dat weet ik ook wel, en dat weten wij allen op de run; maar wij weten
ook, dat Mr. Walebone hier heer en meester is, doordien de directeur
en de aandeelhouders in het moederland zijn!" lachte Dilly schamper.
 
"Daarin konden Mr. Walebone en ook jij, Dilly zich wel eens vergissen!"
 
"Wat! Is u soms aandeelhouder?"
 
"Om je te dienen!" glimlachte Mr. Stake, "gevolmachtigd directeur,
bijna eenig aandeelhouder en daarmede eigenaar van deze run en de
verlatene, die er aan grenst!"
 
"En ik krijg mijn geld terug!" riep Dilly en zwaaide zijn hoed boven
zijn hoofd.
 
"Meer dan dat, Dilly! Hoor mij eens bedaard aan. Om de bedriegelijke
handelingen van den manager te leeren kennen en hem te beletten
zichzelf rijk en anderen arm te stelen, kan uw kennis van zaken mij
goede diensten bewijzen. Om geen argwaan te wekken, kan ik mij niet
te dikwijls met u onderhouden. William Roda echter is mijn compagnon
en de toekomstige manager van deze run; hij is door mij gemachtigd te
handelen, zooals hij onderstelt, dat ik zou doen. Wij waren van plan
den manager zijn gang te laten gaan, tot William in staat was hem te
vervangen, maar nu zullen wij er spoediger een stokje voor steken.
 
"Spreek er echter met niemand dan met mijn compagnon één woord over,
Dilly; noteer het aantal schapen en runderen dubbel; één lijstje
voor den manager en één voor William. Kun je zoo ook met de wolbalen
handelen?"
 
"Zeer goed, Sir! ik ben met het persen belast en kan u op honderd kilo
na zeggen, hoeveel er binnengekomen is. Hoera! Mr. Walebone, je rijk
is uit! nu zal je ons niet langer negeren en afzetten!" schreeuwde
de van blijdschap uitgelaten opzichter en vergat, dat hij zooeven
noodig had geoordeeld te fluisteren.
 
"Bedaar, Dilly! denk om onze afspraak. Hoelang duurt het scheren?" zei
Mr. Stake en legde kalmeerend zijn hand op den schouder van den
opgewonden opzichter.
 
"'t Kan in twee maanden afgeloopen zijn!"
 
"Welnu, tot zoolang mondje dicht. Ik vertrek morgen naar Brisbane en
zal de zaak met mijn agenten en een advocaat voorbereiden."
 
 
 
De wasschers en scheerders waren in voldoend aantal op het station
aanwezig en de werkzaamheden zouden een aanvang nemen. Rondom een
diepgelegen plas was een kring van stevige palen gemaakt die, naar
de zijde van het station, een breede opening had. Deze was de ingang
van een langzaam oploopende, met planken belegde, breede gang, welker
zijwanden eveneens door palen gevormd werden. Deze laan leidde naar het
droge; aan den uitgang ervan stonden op dikke, hooge palen in een rij,
zes groote bakken, die door perspompen met water uit den plas werden
gevuld. De bodem der bakken had een lange dwarsspleet, waardoor het
opgeperste water in een breeden straal weer naar beneden stortte.
 
Aan de andere zijde van den waschvijver, tegenover den ingang van
de palengang waren afloopende steigers aangebracht, die van de hooge
graslanden naar het water voerden.
 
In de eerste gang stonden, tot aan de heupen in het water, een
dertigtal wasschers gereed; ruwe baardige, pootige kerels wier geheele
kleeding uit een flanellen hemd en een zeemleeren kniebroek bestond.
 
De zon komt op en daar nadert ook reeds een stofwolk.
 
De herders en alle beschikbare manschappen van het station komen
schreeuwende achter de kudde schapen aanrennen.
 
De angstig blatende schapen en lammeren hollen blindelings vooruit
en ploffen bij tientallen te gelijk, door de achteraankomenden
opgeduwd, van de hooge steigers in het water. Hun eenige uitkomst is
de palengang.
 
De wasschers stroopen de mouwen op en ieder pakt een beest bij de
lange wol, smijt het om in het water, perst en kneedt de dikke vacht
een paar maal in zijn stevige knuisten en jaagt het rillende dier
verder de gang in. Daar komen de schapen onder de stroomen uit de
bakken en ontvangen vijf- of zesmaal een flink stortbad; waarna ze
in de groote kampen van den schrik kunnen bekomen.
 
Lang evenwel hebben ze daar geen rust; in een paar uren heeft de
geheele kudde den doop ontvangen, en nu moet het eigenlijke wasschen
beginnen. De dieren worden voor de tweede maal, maar bij kleinere
hoeveelheden naar de steigers gedreven; nu evenwel staan de wasschers
onder de bakken en elk schaap dat uit de laan komt, wordt gegrepen,
onder het neerstortende water gehouden en daarop wordt de natte vacht
een vijf minuten lang gekneed, geknepen en gewrongen. Als de stroom
schapen of de straal water wat zwak wordt naar den zin der haastige
wasschers, schreeuwen ze zonder ophouden om water en apen [15].
 
De dieren geven geen geluid; ze zijn half bedwelmd door het koude
water, en wanneer de hardhandige wasschers ze met een ruk en een "sta
aap" op de pooten zetten, vallen ze soms als verlamd om en blijven
een poos roerloos liggen. Dan strompelen ze verder een kamp in,
waar de zon hun doorweekte vacht spoedig droogt.
 
Willem had de schapen naar de steigers helpen drijven en stond nu
naar het wasschen te kijken. Mr. Walebone zag hem en kwam op hem toe.
 
"Zeg eens, Roda! wat sta je daar met je handen in den zak! je bent
hier geen logé. Kom, aangepakt, zeg ik je, en niet te zachtzinnig."
 
De leerling gehoorzaamde; de schapen, die onder zijn handen doorgingen,
hadden zich evenwel niet te beklagen, maar de wol werd ook niet
schoon. Pas was de manager uit het gezicht of hij gaf er den brui
van en wandelde op zijn gemak verder.
 
Vóór hem lag de ontzaglijke lange wolschuur, en in den omtrek daarvan
hadden de scheerders hunne tenten opgeslagen.
 
Dat waren, zooals hij van Dilly had vernomen, over het algemeen minder
ruwe klanten dan de wasschers. Er waren dikwijls squatters bij, die
de grove verdiensten gebruikten, om hun pas gevestigde stations, waar
nog weinig te scheren viel, van schapen of runderen te voorzien. De
handigsten en vlugsten verdienden dan ook in één scheertijd wel eens
negentig tot honderd pond.
 
Terwijl Willem bedaard tusschen de tenten doorwandelde en hier en
daar een kijkje ging nemen, voelde hij eensklaps de zware hand van
den bestuurder op zijn schouder vallen. De man zag wit van kwaadheid.
 
"Zul je me gehoorzamen of niet!" snauwde hij Willem met van woede
schorre stem toe, "ik heb je gelast, te helpen wasschen!"
 
"Dat kon ik niet!"
 
"Dan zal ik je een werkje geven, dat je wel kunt, al was je de grootste
ezel van Queensland!"
 
"Dan zijn er toch meer ezels in Queensland!" antwoordde Willem, die
volstrekt geen achting gevoelde voor den man, wiens slecht karakter
hij kende.
 
"Ga mee!" siste de manager tusschen de tanden en liep driftig voorop.
 
Willem volgde bedaard, nieuwsgierig naar hetgeen komen zou. Ze liepen
de hutten en tenten voorbij naar de wolschuur.
 
Mr. Walebone trok een zijdeur open en nu bevonden ze zich midden in een
honderd meter lange loods. Een oorverdoovend geraas kwam hun te gemoet.
 
't Was een gerikketik, alsof de geheele loods met groote tikkende
klokken was gevuld, vermengd met het angstig geblaat van duizenden
schapen en een geschreeuw en onverstaanbaar geroep van honderden
mannen en jongens.
 
Mr. Walebone trachtte tevergeefs het geweld te overschreeuwen; hij
wenkte Willem met een nijdigen blik hem naar het midden te volgen.
 
Langs de wanden der schuur stonden of lagen de scheerders in twee
rijen achter elkander; ze hielden elk een schaap tusschen de knieën
geklemd, duwden het door een laag deurtje naar buiten of liepen
haastig naar de schaapskooien, die het midden der zaal besloegen,
om een ander te krijgen.
 
Kleine jongens draafden heen en weder, raapten de wol op, brachten
ze naar de sorteerders of van daar naar de knarsende persen aan het
eind van de schuur; andere liepen met zwarte potten en kwasten rond.
 
"Teer! Teer! Teer!" klonk het van achter, van voor, van links en
van rechts,
 
"Hoor je wat ze daar roepen?" schreeuwde de manager Willem in de ooren.
 
"Ja; teer!"
 
"Juist, teer; daar staan de potten en kwasten en nu vlieg je naar

댓글 없음: