2014년 12월 3일 수요일

ethica 네덜란드어 5

ethica 네덜란드어 5


Alle lichamen bewegen zich of zijn in rust.

 

 

_Grondwaarheid (Axioma) II._

 

Een lichaam beweegt zich nu eens langzamer dan weer sneller.

 

 

_Hulpstelling (Lemma) I._

 

De lichamen verschillen van elkaar ten opzichte van rust en

beweging, snelheid en traagheid; niet echter in substantie.

 

_Bewijs._

 

Het eerste deel dezer stelling acht ik vanzelf duidelijk. En dat

lichamen niet in substantie van elkaar verschillen, blijkt zoowel

uit _St. V_ als uit _St. VIII v. D. I_. Nog duidelijker evenwel

uit hetgeen in de Opmerking bij _St. XV. D. I_ betoogd werd.

 

 

_Hulpstelling (Lemma) II._

 

Alle lichamen komen in sommige opzichten overeen.

 

_Bewijs._

 

Immers hierin komen alle lichamen overeen, dat zij het begrip van

één en hetzelfde attribuut in zich sluiten (_vlg. Definitie I

v.d. D._). Vervolgens daarin dat zij nu eens langzamer, dan weer

sneller bewegen en in het algemeen dat zij in beweging of rust

kunnen zijn.

 

 

_Hulpstelling (Lemma) III._

 

Een lichaam dat in beweging of rust is, moet in beweging of tot

rust gebracht zijn door een ander lichaam, dat eveneens tot

beweging of rust genoodzaakt werd door een ander, en dit wederom

door een ander, en zoo tot in het oneindige.

 

_Bewijs._

 

De lichamen zijn (_vlg. Definitie I v.d. D._) bijzondere dingen,

welke (_vlg. Hulpstelling I_) zich ten opzichte van hun beweging

of rust van elkaar onderscheiden. Derhalve moet (_vlg. St. XXVIII

D. I_) elk van hen noodzakelijk in beweging of tot rust gebracht

worden door een ander bijzonder ding, en wel (_vlg. St. VI v.d.

D._) door een ander lichaam, dat (_vlg. Axioma I_) eveneens

hetzij beweegt hetzij in rust is. Maar dit lichaam kan (_om

dezelfde reden_) niet bewegen of in rust zijn, wanneer het niet

door een ander tot bewegen of rusten werd genoodzaakt, en dit

wederom (_om dezelfde reden_) door een ander, en zoo tot in het

oneindige. H.t.b.w.

 

_Gevolg:_ Hieruit volgt dat een in beweging verkeerend

lichaam zoolang bewegen blijft, tot het door een ander

lichaam tot rust wordt gebracht en dat een zich in rust

bevindend lichaam zoolang in rust blijft tot het door een

ander in beweging wordt gebracht. Hetgeen ook vanzelf

spreekt. Immers indien ik onderstel dat bijvoorbeeld een

lichaam A in rust is en ik houd daarbij geen rekening met

andere, in beweging verkeerende lichamen[A37], dan zal ik

van dit lichaam A niets anders kunnen zeggen dan dat het

rust. Wanneer ik nu daarna zie dat dit lichaam A beweegt,

kan dit toch zeker niet het gevolg dáárvan zijn dat het

in rust was; daaruit toch zou nooit iets anders kunnen

volgen dan dat A in rust bleef. Wordt daarentegen

ondersteld dat A in beweging is, dan zullen wij, indien

wij alleen het oog houden op A, niets anders kunnen

beweren dan dat A in beweging is. En wanneer dan later

het geval zich voordoet dat A in rust is, dan zal dit

alweer evenmin het gevolg kunnen zijn van de beweging die

het eerst had; uit die beweging toch zou niets anders

kunnen volgen dan dat A in beweging bleef. Het moet dus

bewerkt zijn door iets dat niet in A was, door een

uitwendige oorzaak dus, waardoor A gedwongen werd tot

rust te komen.

 

 

_Grondwaarheid (Axioma) I._

 

Alle bestaanswijzen [toestanden], waarin eenig lichaam door een

ander lichaam wordt gebracht, zijn het gevolg zoowel van den aard

van het gewijzigde als van het wijzigende lichaam, zoodat één en

hetzelfde lichaam op verschillende wijze kan worden bewogen al

naar gelang van den verschillenden aard der er op in werkende

lichamen, en omgekeerd verschillende lichamen door één en

hetzelfde lichaam op verschillende wijze in beweging worden

gebracht.

 

 

_Grondwaarheid (Axioma) II._

 

Wanneer een bewegend lichaam botst tegen een ander, hetwelk in

rust is en hetwelk het niet kan verplaatsen, wordt het

teruggekaatst en zet het zijn beweging voort, waarbij de hoek,

welke de richting der teruggekaatste beweging maakt met het

oppervlak van het rustend lichaam waartegen het stuit, gelijk is

aan den hoek welke de richting der invallende beweging maakt met

ditzelfde vlak.

 

Zooveel over de meest eenvoudige lichamen, nl. die, welke zich

uitsluitend ten opzichte van beweging en rust, snelheid en

traagheid van elkaar onderscheiden. Wij willen thans tot de

samengestelde overgaan.

 

_Definitie._

 

Wanneer een aantal lichamen van dezelfde of van verschillende

grootte, door andere zoodanig worden tezamen gehouden dat zij

dicht aaneensluiten, of wanneer zij met dezelfde of met

verschillende snelheden zoodanig bewegen, dat zij hunne

bewegingen volgens een of andere bepaalde wijze aan elkaar

meedeelen, dan zullen wij deze lichamen onderling "vereenigd"

noemen en zeggen dat zij allen tezamen één lichaam ofwel

enkelding [individu] vormen, dat door dit verband van andere

lichamen onderscheiden is.

 

 

_Grondwaarheid (Axioma) III._

 

Hoe grooter of hoe kleiner de oppervlakten zijn, waarmede de

deelen van een individu of samengesteld lichaam elkaar raken, hoe

moeilijker of hoe gemakkelijker kunnen zij er toe gedwongen

worden van plaats te veranderen en hoe moeilijker of hoe

gemakkelijker zal het bijgevolg vallen dit individu een andere

gedaante te doen aannemen. Vandaar dat ik lichamen, wier deelen

elkaar over groote oppervlakten raken "hard", zulke, wier deelen

elkaar over kleine oppervlakten raken, "week" en zulke tenslotte,

wier deelen onderling bewegelijk zijn, "vloeibaar" noem.

 

 

_Hulpstelling (Lemma) IV._

 

Indien van een individu of lichaam dat uit meerdere lichamen is

samengesteld, zich sommige dier samenstellende lichamen

afscheiden en tegelijkertijd even zooveel andere van denzelfden

aard hun plaats innemen, zal dit individu zijn aard als te voren

behouden en geenerlei verandering van karakter[A38] ondergaan.

 

_Bewijs._

 

De lichamen toch verschillen (_vlg. Hulpst. I_) niet in

substantie. Datgene echter wat het eigenaardige van een individu

uitmaakt, wordt (_vlg. de voorgaande Definitie_) bepaald door het

_verband_ der samenstellende lichamen. Dit verband echter blijft

(_vlg. het onderstelde_) behouden en derhalve behoudt ook het

individu, zoowel in substantie als in zijn wijze van bestaan,

zijn aard als tevoren. H.t.b.w.

 

 

_Hulpstelling (Lemma) V._

 

Indien de deelen welke een individu samenstellen, grooter of

kleiner worden, op zulk een wijze evenwel dat allen ten opzichte

van elkaar in dezelfde verhouding van rust en beweging blijven

als te voren, zal dit individu ook zijnen aard als tevoren

behouden en geenerlei verandering van karakter ondergaan.

 

_Bewijs._

 

Het bewijs hiervan wordt op dezelfde wijze geleverd als dat der

voorgaande Hulpstelling.

 

 

_Hulpstelling (Lemma) VI._

 

Indien zekere lichamen, welke een individu vormen gedwongen

worden om de bepaalde richting hunner beweging te veranderen,

evenwel zoodanig dat zij hun bewegingen kunnen voortzetten en

onderling op dezelfde wijze als te voren aan elkaar kunnen

meedeelen, zal dit individu zijn aard behouden en geenerlei

verandering van karakter ondergaan.

 

_Bewijs._

 

Dit blijkt vanzelf. Immers er wordt ondersteld dat het alles

behoudt waardoor volgens de Definitie zijn karakter bepaald

wordt.

 

 

_Hulpstelling (Lemma) VII._

 

Een aldus samengesteld individu behoudt bovendien zijn aard

hetzij het in zijn geheel beweegt of in rust is, hetzij het zich

in deze of gene richting beweegt, zoolang slechts ieder deel zijn

beweging behoudt en haar, zooals tevoren, aan de andere deelen

mededeelt.

 

_Bewijs._

 

Dit blijkt uit de definitie van "Individu", welke men vinden kan

vóór Hulpstelling IV.

 

_Opmerking:_ Hieruit zien wij dus hoe een samengesteld

enkelding op velerlei wijzen inwerkingen kan ondergaan

terwijl niettemin zijn aard behouden blijft. Tot dusver

nu hebben wij ons slechts een enkelding voorgesteld uit

niets anders bestaande dan uit lichamen welke uitsluitend

ten opzichte van beweging of rust, snelheid of traagheid

verschillen, dat wil dus zeggen uit de meest eenvoudige

lichamen. Stellen wij ons nu echter een lichaam voor,

samengesteld uit meerdere individuen van verschillenden

aard, dan zullen wij bevinden dat dit op nog veel meer

wijzen inwerkingen ondergaan kan, terwijl niettemin zijn

aard behouden blijft. Aangezien toch elk zijner deelen

uit verscheidene lichamen is samengesteld, zal (_vlg. de

voorgaande Hulpst._) elk der deelen, zonder eenige

wijziging van zijn aard, nu eens trager, dan weer sneller

bewegen en bijgevolg zijn bewegingen trager of sneller

aan de andere meedeelen. Stellen wij ons bovendien nog

een derde soort van enkeldingen voor, uit enkeldingen van

deze tweede soort samengesteld, dan zullen wij bevinden

dat deze op nog meer andere wijzen inwerkingen ondergaan

댓글 없음: