2015년 9월 22일 화요일

Willem Roda 11

Willem Roda 11


"Heb je toen hard geloopen, of ben je langzaam op hem toegestapt?"
 
"Dat weet ik niet meer, mijnheer!"
 
"Welnu, dat zullen de getuigen nog wel weten. 't Is goed, je kunt op
dat bankje gaan zitten."
 
Nu werden de getuigen gehoord. Hun gezamenlijke verklaringen vormden
een volledig verslag van het gebeurde.
 
De rector en een leeraar legden een gunstig getuigenis af van Willems
gedrag op school.
 
De geneesheer verklaarde, dat de toestand van den gewonde voor het
oogenblik geen levensgevaar meer opleverde, doch zeer ernstig bleef
en van dien aard was, dat lange verpleging noodig kon zijn. Willems
vader werd niet als getuige gehoord, hem werd alleen gevraagd, of
zijn zoon dikwijls aanvallen van zulk een waanzinnige drift had.
 
Walling, de vader van den gewonde, beweerde, dat er altijd een wrok
tusschen de beide jongens had bestaan; dat hij zijn zoon die anders
de zachtzinnigheid zelf was, dikwijls had hooren spreken over de
minachting, waarmede sommige jongens hem behandelden, en van die
jongens was Willem Roda gewoonlijk de aanvoerder. Zonder twijfel
piepte het jong, zooals de oude bromde. Hij, Walling, geloofde wel
degelijk aan een beraamd plan of aan opstokerij. Het was geen kunst
voor een geslepen advocaat, den jongen zijn lesje van buiten te laten
leeren, en den onnoozele te doen spelen. Hij zag het al vooruit; het
zou wel op vrijspraak uitdraaien, maar het zou toch wat moois zijn,
als zoo'n straatbengel maar ongestraft mocht moorden en doodslaan, net
als zijn vader hem, Walling, ongestraft had mogen uitkleeden, om zich
zelf vet te mesten.--Walling zou in steeds toenemende opwinding zijn
voortgegaan, indien de voorzitter hem niet in de reden ware gevallen:
 
"Mijnheer! u vergeet, waar u staat. U is hier geroepen om als
getuige antwoord te geven op de vragen, die u gedaan worden. Dit
is afgeloopen. U kunt uwe plaats op de getuigenbank weer innemen,
of indien u het verkiest, naar huis gaan!"
 
Bevend van woede gehoorzaamde Walling met een boosaardigen,
minachtenden blik op Roda.
 
Nu stond de rechter, die het openbaar ministerie als aanklager
vertegenwoordigde, op. Hij hield een lange rede, waarin hij de feiten
herhaalde; en daarna beweerde hij dat, al was de misdaad in blinde
drift gepleegd, dergelijke daad niet ongestraft mocht blijven, evenmin
als een strafbaar feit in dronkenschap gepleegd. De jeugdige leeftijd
van den beklaagde als verzachtende omstandigheid in aanmerking nemende,
eischte hij wegens moedwillige, zware verwonding, toegebracht zonder
wapen, gevangenisstraf voor den tijd van één jaar.
 
Na Willem gevraagd te nebben, of hij nog iets had aan te
merken,--waarop deze hoofdschuddend antwoordde,--gaf de voorzitter
het woord aan den verdediger.
 
Omens trok de wijde schepmouwen van zijne toga wat omhoog, legde de
eene hand op zijne aanteekeningen, kuchte even en ving toen onder
diepe stilte zijn pleidooi aan.
 
Hij begon met te zeggen, dat zijne vriendschap voor den zwaarbeproefden
vader van den beklaagde hem noopte, na jarenlange rust weer als
advocaat op te treden. Hij schetste het huiselijk leven van Roda,
na het verlies van zijn vermogen, en zijn handelwijze jegens zijn
minvermogende schuldeischers. Daarna weersprak en weerlegde hij,
dat een misdaad, in drift gepleegd en uitgelokt door den verslagene,
gelijk zou staan met eene in dronkenschap begaan.
 
"En was het wel drift, waarin de beklaagde op den zoon van den heer
Walling aanviel; was het niet eerder een aanval van krankzinnigheid,
van razernij, een zielstoestand waarin niemand mag toegerekend worden,
wat hij doet? En die aanval was na lang tergen uitgelokt, door een
gemeenen, boosaardigen zet van den overwonnene, die, zijn nederlaag
niet kunnende verkroppen, scherper wapen zoekt dan voeten en vuisten;
het was de bijtende spot met zijn vader gedreven, met een vader,
zelf vol opofferende liefde, dien de zoon boven alles hoogachtte,
dien hij in tijden van druk en tegenspoed had leeren begrijpen,
en liefhebben, zooals zelden een zoon zijn vader liefheeft.
 
Denk u terug in de dagen uwer jeugd, heeren rechters, wanneer het
bloed, als een bergstroom over eene rotsige bedding, onstuimig door de
aderen golft; denk u zelf als opgeschoten knaap, gesard, "getreiterd",
gedwongen tot een worsteling, die het bloed nog meer verhit; denkt u
dan uw vader of uwe moeder, of 't liefste dat ge op aarde bezit, in het
openbaar gelasterd, bespot, gehoond door uwen terger, en ge hebt een
flauw begrip van den gemoedstoestand, waarin de misdaad werd gepleegd.
 
De wet noemt het een misdaad, het valt, helaas! niet te ontkennen, maar
de dader is geen misdadiger; was het niet bijna zelfverdediging? Is
spot ook niet een wapen dat wondt, dat dooden kan?"
 
Zoo ging Omens voort en trachtte het hart der rechters tot medelijden
te roeren, gelijk hij reeds had gedaan met de overige aanwezigen,
behalve misschien met den heer Walling.
 
De oude advocaat, wiens wangen van inspanning gloeiden, wees er
vervolgens op, dat de rechtbank bij een veroordeeling meer deed dan
gevangenisstraf opleggen; dat ze het leven verwoestte van één nog
niet ten volle de kinderschoenen ontwassene; dat ze eene familie
schandvlekte, die jarenlang ieders achting had genoten.
 
Daarna beriep hij zich op het getuigenis van Willem's onderwijzers. De
beschuldiging van samenspanning met den beklaagde wierp hij in edele
verontwaardiging verre van zich.
 
"Zie," zeide hij ten slotte, "mijn haren zijn wit en mijn hand beeft
van ouderdom; de kronkelpaden der rechtspraak zijn mij door lange
onthouding een doolhof geworden. Ik heb tot u gesproken minder tot den
rechter, dan tot den mensch in u, die ook in den strengsten rechter
mag en moet wonen.
 
Laat de ijzeren wet en uw geweten geen vrijspraak toe, weest dan mijn
armen cliënt genadig.
 
Heeft de beschuldigde straf verdiend, hij heeft ze reeds ondergaan. Ik
heb getracht u te overtuigen, dat hij gehandeld heeft, zonder te
weten wat hij deed, zonder de gevolgen te kennen, zonder oordeel des
onderscheids. Heeren rechters, neemt zijne jeugd in aanmerking! Ik
vraag, neen, ik smeek u vrijspraak voor hem af, voor hem en voor
zijne ouders."
 
Omens ging zitten en wischte de droppels weg, die op zijn voorhoofd
parelden.
 
De voorzitter stond op en vroeg Willem, die luid snikte, of hij nog
iets te voegen had bij de woorden van zijn advocaat. En zonder het
antwoord af te wachten, liet hij er op volgen:
 
"Dan zal de rechtbank heden over acht dagen, 's morgens te tien uren,
uitspraak doen. De zitting is gesloten. Getuigen kunnen gaan. Publiek
buiten!"
 
 
 
Acht dagen van kwellende onrust en angstige spanning voor Willem en
zijn ouders volgden. Acht dagen van twistgesprek over de kansen van
vrijspraak of veroordeeling voor hen, die de familie kenden.
 
Doch ook die tijd verstreek. Het publiek was in nog grooter getal
opgekomen. Enkele nieuwe getuigen werden ondervraagd; daarna sprak
de voorzitter, terwijl het Willem duizelde, het vonnis uit, dat luidde:
 
"De rechtbank spreekt den beklaagde vrij van het hem ten laste gelegde
feit, als hebbende gehandeld zonder oordeel des onderscheids, maar
gelast opzending naar en verblijf in het Rijksopvoedingsgesticht voor
jongens op De Kruisberg voor den tijd van twee jaar."
 
 
 
 
 
 
 
HOOFDSTUK V.
 
 
Een half uur gaans benoorden Doetinchem staat, te midden van
dennenbosschen en bouwland, een fraai heerenhuis. De sierlijke gevel,
met zachte, heldere kleuren beschilderd en gepleisterd, en een goed
aangelegd plantsoen, dat bijna tot onder de hooge vensters reikt,
geven het huis een vriendelijk voorkomen.
 
De aangename indruk, dien vorm en tinten geven, wordt echter
grootendeels bedorven door twee smakelooze gebouwen, tusschen welker
zijwanden het heerenhuis beklemd is.
 
Deze gebouwen zijn hooger en grooter dan het huis zelf, en elk is
van een dubbele rij kleine vensters voorzien.
 
Zóó hoog en zóó groot en zonder eenige versiering, zóó regelmatig,
zóó stevig zijn de kazerneachtige reuzen, en zóózeer verschillen ze
in bouwtrant met het vriendelijk huis, dat het geheel doet denken
aan eene sierlijk bewerkte Venetiaansche bloemvaas, tot brekens toe
bekneld tusschen twee groote grauwe Keulsche potten.
 
Rechthoekig op elk der beide kazernes staat eene rij lage baksteenen
huisjes, van allerlei vorm en grootte. Deze vormen met de drie
eerstgenoemde gebouwen, welker gevels nagenoeg in een lijn liggen,
de drie zijden van een rechthoekig plein.
 
Het midden van deze ruimte wordt ingenomen door het cirkelvormig
plantsoen, waarin 's zomers in- en uitheemsche planten in kleurige
bloemen- en bladertooi prijken.
 
Het plein is aan de vierde, open zijde afgesloten door eene gracht
of liever door een breede sloot, waarover een houten brugje ligt,
dat door een ontzaglijk ijzeren hek wordt versperd.
 
Een dubbele rij statige dennen begrenst den straatweg, die naar het
hek voert, en een gedeelte uitmaakt van een uitgestrekt, dichtbewassen
park met eeuwenoude boomen, met slingerpaden en rustbanken.
 
Zoo was indertijd de aanblik van De Kruisberg, de voormalige straf
gevangenis voor jongens, waarheen Willem Roda verwezen werd, en
die hij op een kouden wintermorgen naderde, met lood in de schoenen
en tusschen twee veldwachters. Hij zag er bleek en ontdaan uit. De
rijksveldwachters, in blauwe uniform met witte tressen en kwasten,
stapten zoo dicht naast hem voort, dat er voor Willem nauwelijks
ruimte om te loopen overbleef; een voorzorg, die onnoodig scheen,
daar de geladen geweren, die de geleiders over den rug droegen,

댓글 없음: