2016년 4월 28일 목요일

Multatuli 1

Multatuli 1


Multatuli
Multatuli en Mr. J van Lennep; Multatuli en de Vrouwen
 
Author: Lodewijk van Deyssel
 
VOORAF
 
 
Het jaar 1890 is wel een rijk jaar geweest voor boekhandel en
letterkunde; rijk aan voor den boekhandel veelbelovende en te
gelijk--wat maar al te zelden het geval is--voor de letterkunde
interessante uitgaven. Van de in dat jaar verschenen werken,
welke betrekking hebben op de geschiedenis der letterkunde, kan er
ongetwijfeld geen in beteekenis wedijveren met de deelen Brieven [1],
waaraan het ons een genoegen is eene bespreking te kunnen wijden.
 
Er zijn drie hoofdsoorten van auteursbrieven. Vooreerst die, waarvan
de schrijvers er naar streven de minste met hun naam geteekende
schrifturen tot vlekkeloos grammatikaal-korrekte stukjes te
fatsoeneeren, waarvan de schrijvers geen onderscheid maken tusschen
hun voor de drukpers en het publiek en hun voor een post-couvert en
een enkelen persoon bestemde bladzijden. Hun eenvoudigste briefjes
zullen glad, netjes en "mooi" zijn als de steeds "aan kant" gehouden
zitkamer eener Hollandsche vrouw, maar zullen ook geen spoor van
de charme eener huiselijk-intieme, ongewild-oprechte en pittoresque
wanorde vertoonen. Het echte intérieur van hun gemoedsleven, bevroren
in keurige spraakkunstvormen,--zij 't ook met de koude pracht van
een ijspaleis,--getoiletteerd met eene onberispelijke punktuatie,
zal voor hun lezers nooit gemakkelijk te betreden en geheel te leeren
kennen zijn.
 
De tweede soort auteursbrieven zijn die, wier schrijvers een radikaal
onderscheid maken tusschen gedrukt en ongedrukt. Als deze de pen ter
hand nemen om haar gedurende eenige uren in dienst te stellen van
de drukpers, doen zij hunner gedachte en de uitdrukking daarvan iets
als een officiëel, konventioneel tuig aan, gebruiken alleen algemeen
aangenomen en vaststaande zins- en stijlwendingen, die hun overigens
even gemeenzaam zijn als aan ambtenaren van den Burgerlijken Stand
en aan Geestelijken de formule der huwelijksplechtigheden. Maar,
als ware daar toch iets minder aangenaams in, hoe wreken zij zich op
hunne eigene, in hun schatting verplichte, deftigheid, als, in een
ander gedeelte van den dag, het uur der gemeenzame korrespondentie
heeft geslagen! Dan vermeien zij er zich in, zoo gemakkelijk mogelijk,
ja, meer dan gemakkelijk, achteloos, slordig, zich in hemdsmouwen te
bewegen. Daardoor ontstaat zulk een buitensporig verschil tusschen
hun publieke en hun private geschriften, dat eene vergelijking van
die twee soorten voortbrengselen zou doen wanen, dat men met twee
menschen te doen heeft in plaats van met een en denzelfden.
 
De derde soort auteursbrieven gelijken den eerstgenoemden, doch op
omgekeerde wijze. Het zijn de brieven dier schrijvers, die denken,
spreken, boeken schrijven, en brieven schrijven, alles op de zelfde
manier, en wel niet op een vooraf door hen bedachte of aangenomene,
maar alleen zóo, als hun gemoed en geest het hun op 't oogenblik van
't schrijven zelf ingeeft. Van hen kan men met alle recht zeggen,
dat zij schrijven in den meest ongebonden aller stijlen. Zij bemoeien
zich niet met stijl, zij laten de kompositie van hun stijl geheel
aan de spontane werking hunner stemming over.
 
Multatuli behoorde tot deze laatste schrijvers. Behalve dat de toon in
zijn publieke werken hier en daar iets hooger is aangezet, heeft hij
al die werken geschreven alsof het intieme brieven waren. Dát althans
kunnen wij nu met de meeste stelligheid weten. Wij zijn nu in staat
de brieven, de huishoudelijkste en innigste brieven naast de openbare
werken te leggen en te konstateeren: Multatuli heeft nooit kunnen
vermoeden, dat deze brieven eens openbaar zouden worden, hij schreef,
zooals hij dacht, en: zijn ander werk is precies als deze brieven. Ook
in dat andere werk schreef hij dus zooals hij dacht. Deze man heeft
de o. a. door Zola in Musset als zeldzaam geprezen verdienste van
nooit te hebben gelogen.
 
Laat ons dus herhalen: nu wij deze brieven bezitten, nu wij dus
zonder zweem van twijfel weten, dat Multatuli zich steeds gaf,
zooals hij was, nú kunnen wij pas degelijk aan de karakteristiek van
zijn persoon arbeiden, zonder vrees dat later eventueel te ontdekken
gegevens onze waardeeringen zouden kunnen beschamen. En daarom zijn
deze Brieven zulk een belangrijke uitgaaf te achten, en daarom behoort
het Nederlandsch publiek mevr. Dekker dankbaar te zijn, dat zij deze
uitgave heeft ondernomen.
 
 
 
Er is een belangrijk verschil in opvatting van hunne taak als
uitgeefster der Brieven hunner echtgenooten tusschen mevr. Dekker
en mevr. Huet, belangrijk en zeer eigenaardig. De koele en effen
brieven van onzen scherpen en kalmen officiëelen kritikus heeft
zijne vrouw ons gegeven, zoo maar, zooals zij daar lagen, zonder
eenig kommentaar, zonder emendaties, als archiefstukken ten behoeve
der letterkundige geschiedenis. De ongedurige, woelige, nooit eens
even bedaarde maar altijd hartstochtelijke epistolaire uitingen van
onzen niet-officiëelen philosoof, romanschrijver en prozadichter,
worden ons voorgelegd als heftige pleidooien in een polemiek, die nog
maar niet wil uitsterven, en mevr. Dekker omgeeft ze van, wikkelt
ze als 't ware in, kommentaren, in even intiemen toon gesteld als
de brieven zelf, en waar zij onophoudelijk zoo nadrukkelijk mogelijk
partij kiest voor haar beminden en vereerden man. Multatuli's vurige
ziel werkt na zijn dood nog na, er komt nog vuur uit zijn graf, deze
brieven zijn als de laatste brandende opwellingen van een vulkaan,
dien men ten onrechte reeds voor geheel uitgeput hield.
 
 
 
 
 
 
 
 
I. LETTERKUNDIGE BETEEKENIS VAN MULTATULI EN ZIJN WERK
 
 
Het woord "geniaal" meenen wij te mogen gebruiken in den zin van:
intuïtief in kunst, wetenschap, wijsbegeerte en letterkunde, spontaan
en helderziend in de hooge zaken van den geest. Geniaal is hij,
die plotseling, zonder dat hij 't zelf eigenlijk goed weet, doet
datgene, wat anderen slechts bereiken na lange jaren van oefening en
voorbereiding, vooral indien hij 't dan zelfs nog beter doet dan die
anderen het kunnen.
 
Hechten wij deze beteekenis aan het woord, dan is Multatuli een
geniaal man geweest bij uitnemendheid. Niet alleen dat hij nooit
zijn best heeft gedaan om letterkundige te worden, niet alleen dat
hij zelf steeds is blijven beweren geen letterkundige te zijn, maar
hij kwam tot het voortbrengen van letterkundige zaken geheel en al
zonder dat hij 't wist, geheel en al als 't ware buiten zichzelf
om. Hij was een ambtenaar, die meende verongelijkt te zijn; na
vruchteloos alle andere, meer gewone, middelen aangewend te hebben
om in zijn recht hersteld te worden, nam hij nu een middel te baat,
dat hem het uiterste, het eenig overblijvende, en ook ten slotte
het meest afdoende, toescheen; hij wenschte namelijk zijn zaak te
brengen voor de rechtbank der openbare meening. Hij nam dus de pen
ter hand, om: iets te beweren, om: een pleidooi te houden;--en ziet,
toevallig, van-zelf, tegen zijn bedoeling in, schreef zijne pen, door
zijne koude vingers op het Brusselsche zolderkamertje bestuurd, een
fraai letterkundig kunstwerk, een gedicht in proza, vol onstuimige
kunst-elementen van hartstochtelijke welsprekendheid, het beste
Nederlandsche belletristische werk van die jaren.
 
Van zijne genialiteit is Multatuli zich bewust geweest, althans
na dat hij Max Havelaar had voltooid. Na de lezing der verschenen
Brieven, is de veronderstelling niet gewaagd, dat gedurende het in
schrift stellen van Max Havelaar de bewust-wording der genialiteit
in Multatuli's binnenste plaats greep. Aandoenlijke bladzijden,
merkwaardige gegevens voor de letterkundige zielkunde tevens,
zijn de over zijn boek handelende passages in de brieven, die hij,
tijdens het opstellen van Max Havelaar, van Brussel uit aan zijn vrouw
schreef. Men neemt er zooveel als de ontroering in waar, die hem zelf
vervulde, bij de dagelijksche verrassingen, die het ontdekken van den
verborgen schat van zijn talent in zijne ziel hem bereidde. Eerst een
enkele regel over zijn Eerlooze (De Bruid daarboven). Deze is nog koel,
maar de zelf-ontdekking begint: "Ik heb idee dat ik daarvan iets maak,
en als ik slaag, schrijf ik meer" (Brieven, 1859, bl. 57). Dit was in
't begin van September 1859. Een paar weken later was Multatuli reeds
aan Max Havelaar begonnen te werken. Hij had zijn Eerlooze aan een
schouwburgbestuur gezonden en hoopte nu, om zelf moed te hebben om met
schrijven door te gaan, dat de heeren zijn werk zouden goedkeuren. Zie
hier wat hij, ongeveer 20 Sept., er over schrijft:
 
"Ik had te meer het antwoord [2] gaarne gehad omdat dit een goeden
invloed hebben zou op mijn werk. Ik ben namelijk sedert vele dagen
bezig met het schrijven van een ding dat misschien wel drie deelen
groot wordt. Nu is het zonderling zooals ik bij dat werk telkens
verander van opinie over het zelve. Ik heb oogenblikken dat ik er mee
tevreden ben en dan weer komt het mij voor als om te verscheuren. Ik
gis een 100 pagina's druk klaar te hebben. Als nu dat van de Eerlooze
gedurende dien tijd marcheerde, zou mij dat wat moed geven. Ik heb den
titel van dat stuk veranderd, het heet nu: De Bruid daarboven! Ik heb
het netjes overgeschreven en laten inbinden, en nu ligt het daar. Is
dat niet verdrietig? Zoo gaat het kassian met alles, hoe ik mij
ook uitsloof.
 
Als ik het werk waar ik nu mee bezig ben ten einde brengen kan, zou de
mogelijkheid om er een uitgever voor te vinden, zeker veel afhangen
van de réussite van den Eerlooze. Als dat een beetje opgang maakte
zou men er eerder toe overgaan iets te drukken, dan als de naam des
schrijvers geheel onbekend is.
 
Ik ben dikwijls mismoedig, en heb buyen dat ik niets kan
voortbrengen. Ik schrijf zoo weinig omdat ik niets te schrijven heb,
en mijne vingers zijn moe; ik heb er de kramp in. Het is maar jammer
dat ik zelf niet weet of mijn werk wat waarde heeft. Het komt me
telkens zoo onbeduidend voor, en dan weer niet."
 
Elders (28 Sept. 1859) heet het, na dat hij van de Vrijmetselaars,
Broeders van 't Rozekruis, door wier bemiddeling hij zijn Bruid
daarboven! op het tooneel wilde beproeven te brengen, o. a. vernomen
had, dat tooneel-besturen zich reeds royaal toonden indien zij een stuk
met vijf-en-twintig gulden betaalden, ook in een brief aan zijne vrouw:   

댓글 없음: